Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [11]Brengt een raad aan, [12]houdt gericht, [13]maakt uw schaduw op het midden van den middag, gelijk van den nacht; [14]verbergt [15]de verdrevenen, [en] [16]meldt [17]den omzwervende niet. 11. Te weten, hoe gij het aanstaande ongeluk zult kunnen ontlopen. 12. Hier raadt de profeet den Moabieten dat zij oprecht handelen zouden, inzonderheid met de arme verdreven Joden, met dezen niet handelende gelijk eertijds hunne voorouders gedaan hadden; Deut.23:; Jer.48:. 13. Dat is, maakt dat uwe schaduw, dat is de verkwikking die zij van ulieden verzoeken, hen zo verkwikt in hun grootste vervolging, als de schaduw of duisternis van den nacht in den heten zomertijd de mensen verkwikt. 14. Hier spreekt de profeet duidelijk uit hetgeen hij straks met verbloemde woorden gezegd heeft. 15. Te weten de Joden, die uit hun land verdreven zijn. 16. Dat is, verraadt hen niet, geeft hen niet over in de handen hunner vijanden, gelijk gij wel pleegt te doen. 17. Dat is, de Joden, die hunne toevlucht tot u nemen.